Naar hoofdinhoud

Floris (8 jaar): ‘Voetballen doe ik het allerliefst. Dan denk ik: dat is al heel knap, daar heb ik geluk mee.’ Floris is van kleins af aan slechtziend. En ook al is niet alles mogelijk, zijn visuele beperking houdt hem niet tegen. Sporten maakt daarbij het verschil.

Floris’ vader Léon: ‘Floris was tien maanden oud, toen het mijn vrouw en mij opviel dat zijn ogen dof waren. We dachten: dat klopt niet. De oogarts in het ziekenhuis kon ons geen duidelijkheid geven. Omdat Floris nog zo klein was, was het moeilijk om oogonderzoek te doen. Floris bleef tot zijn derde jaar in het ziekenhuis onder controle. Daarna kwamen we bij het Diagnostisch Centrum van Bartiméus, waar we werden doorverwezen naar een hoornvliesspecialist. Deze arts vertelde ons de diagnose. Floris heeft troebel hoornvlies door een erfelijke genetische afwijking. Daardoor is hij ernstig slechtziend.’

Transplantatie en kunstlens

‘Toen Floris vijf jaar was, heeft hij aan zijn rechteroog een hoornvliestransplantatie ondergaan. Twee jaar later kreeg hij voor dat oog een kunstlens. We hadden gehoopt dat deze ingrepen meer zouden doen voor het zicht van Floris. Dat het van 5 naar 20 procent zou gaan. Helaas is dat niet gelukt. Floris ziet nu met zijn rechteroog 5 tot 10 procent, en met zijn linkeroog 20 tot 25 procent. Als ouders realiseren we ons dat de operaties belastend zijn geweest voor hem. En met de transplantatie moet hij de rest van zijn leven rekening houden. Bepaalde vaccinaties zijn bijvoorbeeld niet toegestaan. Maar we hebben het geprobeerd. En Floris is van dichtbij wel beter gaan zien. Een kinderboek met grote letters kan hij nu zelf lezen.’

Ervoor gaan

‘Toen eenmaal duidelijk was dat Floris de rest van zijn leven slechtziend is, besloten mijn vrouw en ik: we gaan hem zoveel mogelijk zelfvertrouwen geven. De eerste jaren van zijn leven negeerden we zijn visuele beperking. We gingen met hem hetzelfde om als met zijn oudere zus en jongere broer. Zo heeft Floris geleerd om er voor te gaan als hij iets wil. In een nieuwe omgeving loopt hij eerst rond en neemt op z’n gehoor en intuïtief alles in zich op. Daarna vindt hij zelf zijn weg.’

Aanpassingen

‘Floris fietst ook zelfstandig naar zijn twee beste vrienden Nante en Mees. Hij heeft een horloge met GPS waarmee we hem overal kunnen volgen. Mocht hij dan toch verdwalen, dan weten we precies waar hij is om hem te helpen. Met dit soort aanpassingen zorgen we ervoor dat hij gewoon mee kan doen. Hij gaat bijvoorbeeld mee skiën. Dan dragen we allemaal skikleding in felle kleuren, zodat Floris ons goed herkent.’

Denken in oplossingen

‘Samen met ambulant begeleider Linda van Bartiméus zorgen we ervoor dat Floris zo sterk mogelijk in z’n schoenen staat. Hij gaat naar de Phoenix, een kleine basisschool in de buurt. De school werkt ontzettend goed mee. Bij het leren krijgt hij bijvoorbeeld begeleiding van hulpjuf Monique. Het lesmateriaal wordt voor hem geprint in grote letters en hij gebruikt een beeldschermloep. Schrijven is lastig voor hem, maar ook daar hebben we samen met Bartiméus een oplossing voor gevonden: hij leert typen.’

Voetbal

Floris’ grootste hobby is voetbal. Hij speelt al vanaf zijn vijfde. Floris: ‘Voetbal leek mama een goed idee vanwege de grotere bal. Die kan ik beter zien dan een kleine hockey- of tennisbal. Toen heb ik meegedaan met een training en daarna was ik helemaal enthousiast. Ik ben verdediger en dat doe ik graag. Ik vind het belangrijk om de goal vrij te houden en het is mooi om te scoren vanaf afstand.’
Léon vult aan: ‘Floris voetbalt bij ZAC. De club en het team van Floris denken enorm goed mee. Als bijvoorbeeld de zon fel schijnt, ziet Floris geen kleurverschil. Hij geeft dat zelf aan en dan dragen alle spelers in zijn team een oranje hesje.’

Leren incasseren

‘Vroeger kon Floris heel boos worden als iets niet meteen lukte’, gaat Léon verder. ‘Maar hij accepteert steeds beter dat niet alles kan. Scooter of auto rijden zit er niet in. Andere kinderen hebben plezier in een pretpark of bij een festival. Maar Floris is niet graag op een plek met veel mensen en activiteiten, omdat hij het niet kan overzien. In het leren incasseren maakt sporten het verschil. In een voetbalwedstrijd heeft Floris bijvoorbeeld de eerste minuten nodig om alles in zich op te nemen. Maar daarna komt z’n drive. Hij gaat ervoor en vergt het uiterste van zichzelf. Zo doet Floris het met alles in het leven.’

Floris: ‘Ik doe wat ik kan doen, en dat is goed. Ik kan voetballen en dat is al heel knap, daar heb ik geluk mee. Ik kijk naar wat ik wél kan. Ook als je slechtziend bent, kun je sporten!’