‘Er is nog veel te genieten, ook al kan ik niet zien.’
Op haar elfde werd Esther Crombag in minder dan 48 uur volledig blind. Hoe zette dit haar leven op z’n kop? Hoe heeft ze zich herpakt? En hoe inspireert ze anderen? Onze ambassadeur Bert van Leeuwen gaat met Esther in gesprek op een bijzondere plek: haar blindentuin.
Bert: ’Tot je elfde heb je kunnen zien. Welke herinneringen heb je nog op je netvlies staan?’
Esther: ‘Mijn ouders als veertigers en mijn broer als zestienjarige. De basisschool met het schoolplein, het huis van mijn oma, het weitje waar ik een pony verzorgde. Ik zie allemaal nog helder voor me.’
‘Een beeld dat ik echt koester, is de kraakheldere sterrenhemel tijdens een vakantie in Frankrijk. Mijn vader haalde me ’s nachts uit bed om daarnaar te kijken. Dat zou de laatste keer zijn dat ik zo’n hemel kon zien.’
Bert:‘Want wat gebeurde er toen?’
Esther: ‘Door twee operaties achter mijn ogen aan een goedaardige cyste was mijn zicht al minder. Maar tijdens die vakantie ging het echt mis. Ik probeerde een brief te schrijven aan een vriendinnetje, maar ik zag de lijntjes op het papier niet en schreef schots en scheef.’
‘We zijn toen pijlsnel terug naar Nederland gereden. Daar ben ik opnieuw aan de cyste geopereerd. De arts zei nog: ‘Het komt goed. We gaan die cyste weghalen. Dan verdwijnt de druk op je oogzenuw en kun je weer zien.’ Maar toen ik op de uitslaapkamer mijn ogen opendeed, zag ik helemaal niets meer. Tijdens de operatie waren mijn oogzenuwen onherstelbaar beschadigd. Daardoor was mijn zicht geheel verdwenen.’
Bert: ‘Drong het tot je door hoe definitief het was?’
Esther: ‘Ja, ook al was ik pas elf, ik voelde direct dat er iets niet klopte. Dat werd bevestigd toen de arts me vertelde dat ik de rest van mijn leven blind zou zijn.’
Bert: ‘Stortte toen je wereld in?’
Esther: ‘Ik kan me van die eerste week in het ziekenhuis weinig herinneren. Alsof niet goed tot me doordrong wat er aan de hand was. Een soort zelfbescherming. Eenmaal weer thuis durfde ik niet te lopen in huis. De rest van de zomervakantie zat ik vooral in de grote stoel. Luisterend naar cassettebandjes met gesproken boeken. Het werd me steeds duidelijker wat ik allemaal niet meer kon. Buiten spelen met vriendinnetjes, rolschaatsen op de stoep, naar scouting, handbal en tafeltennis: het ging niet meer. Ik voelde me bang en verdrietig.’
Bert: ‘Wanneer besefte je dat je toch weer een leuk, volwaardig leven kon krijgen?’
Esther: ‘Dat was toen ik tijdens de herfstvakantie in Engeland een blindentuin bezocht. Daar heb ik er een uur lang niet aan gedacht dat ik niet meer kon zien. Ik genoot door te voelen, luisteren, ruiken en proeven. Voor het eerst voelde ik me weer gelukkig.’
‘Ook leerde ik piano spelen. En ik ging intern wonen op een blindeninstituut, waar ik naar school kon, braille leerde en aan goalbal deed. Zo ontdekte ik dat er nog veel wel mogelijk was.’
‘Na een half jaar haalde mijn vader me terug naar huis. Hij had een reguliere middelbare school gevonden waar ik welkom was. Ik zag er enorm tegenop om terug te gaan naar de ‘ziende wereld’. Maar mijn vader maakte me duidelijk: vroeg of laat moet je de maatschappij in, dan maar meteen. Toen dacht ik: goed, dan ga ik er ook voor.’
Bert: ‘Na de middelbare school ben je rechten gaan studeren. Je hebt jarenlang gewerkt als docent recht aan de universiteit. Nu spreek je vaak voor groepen en werk je bij het Bartiméus Fonds. Waar komt jouw drive vandaan?’
Esther: ‘Dat is mijn karakter. Ik heb een heel positieve levenshouding. Dat had ik als kind al en heb ik van mijn ouders. Niet zeuren, maar doen. Vroeg of laat krijg je in je leven met tegenslag te maken. Het gaat erom hoe je daarmee omgaat. En ik heb een goed stel hersens én een heel goed geheugen. Eenmaal op de middelbare school realiseerde ik me dat ik daarmee het verschil kan maken.’
Bert: ‘Waar sta je nu in je leven? Waar geniet je van?’
Esther: ‘Ik ben dankbaar voor wat ik allemaal bereikt heb. Ik ben gelukkig met mijn partner Jeroen, mijn ouders, vrienden en mijn twee honden. En ik haal veel voldoening uit mijn werk bij het Bartiméus Fonds. Ik heb mijn leven op de rit en nu kan ik iets doen voor anderen die slechtziend of blind zijn. Ik vind het vooral fijn dat ik voor kinderen met een visuele beperking verschil kan maken.’
Bert: ‘En je hebt nu zelf een blindentuin bij je huis. Met welk idee?’
Esther: ‘Deze tuin heb ik samen met een tuinarchitect aangelegd. Voelen, luisteren, ruiken en proeven staan centraal. Zoals het voelen van verschillende bladvormen, luisteren naar stromend water, ruiken van bloemen en proeven van kruiden. Op afspraak leid ik andere mensen met een visuele beperking rond. Ik probeer mijn bezoekers hetzelfde inzicht mee te geven als ik zelf destijds had in de blindentuin in Engeland: dat er nog steeds veel valt te genieten en te bereiken, ook al kun je niet zien.’
In die blindentuin in Engeland voelde ik me voor het eerst weer gelukkig.
Esther